Frank Arnesen heeft Feyenoord in de zomer voorzien van een aantal pareltjes. De technisch directeur wil de credits niet zelf opstrijken, maar wijst naar de scouting. Die is sinds zijn komst behoorlijk op de schop gegaan.

"Ik heb het vaker gezegd. Je kan een goede trainer hebben, een geweldig complex, prima jeugdtrainers en noem het allemaal maar op, maar cruciaal voor iedere club, is de scouting. Alles is duidelijk, iedere scout heeft zijn eigen pakket", vertelt de bestuurder in gesprek met Voetbal International. Waar Feyenoord jarenlang vooral spelers bij de subtop uit Nederland oppikte, wordt nu ook buiten de landsgrenzen nadrukkelijk gezocht. "Ik vraag veel van mijn scouts. Ik wil van spelers ook weten hoe ze zijn, qua karakter, hoe ze in een groep liggen. Het is heel breed."

In het verleden was Arnesen ook verantwoordelijk voor de komst van Francesco Antonucci en Róbert Boženík. Die spelers hebben te weinig gebracht tot dusver, maar de technisch directeur wil ze nog niet afschrijven. "Soms heb je te maken met een nieuwe trainer die anders over voetbal denkt en andere dingen verlangt van spelers. Antonucci is daarvan een voorbeeld. Kan goed voetballen, schitterende techniek, maar er werd meer verwacht. Die inhaalslag hoopt hij nu te maken bij FC Volendam. En als die club promoveert, kan hij een jaar in de Eredivisie spelen. Pas daarna kun je eigenlijk zeggen of hij in aanmerking komt voor Feyenoord."

Het is een omslachtige manier, erkent Arnesen. Het is volgens hem een gevolg van een beslissing in het verleden, toen de club geen beloftenteam in de eerste divisie wilde. "Dat het zo moet, komt doordat we niet in de Keuken Kampioen Divisie spelen. Ik heb het eerder gezegd: Ajax, PSV, FC Utrecht hebben die problemen niet. Dat Feyenoord niet is ingestapt toen de mogelijkheid er was… Nog steeds leven we met de gevolgen van de beslissing het niet te doen."