De kleine clubs in de voetballerij profiteren amper tot niet van het huidige transfersysteem. Waar altijd gedacht werd dat ook de onderste clubs in de keten hun graantje meepikken, is dat vrijwel nooit het geval. Daardoor wordt de kloof in dit systeem tussen grote en kleine clubs vooral groter op nationaal gebied.

Dat is de uitkomst van een onderzoek van sporteconomen Sam Hoey en Thomas Peeters, vertellen zij in dagblad Trouw. De bewering dat het geld van de grote clubs via de 'transferketen' uiteindelijk bij de kleine clubs terechtkomt, blijkt onjuist. "Zij hebben eigenlijk geen toegang tot de grote transfermarkt", zegt Peeters over de kleine clubs. De middelgrote clubs in Europa – waaronder Ajax, Benfica en Bilbao – profiteren nog wel van de koopzucht van de top, maar daaronder wordt het al snel minder. Veel geld vanuit Engeland eindigt dus wel in Portugal, Nederland, België of Frankrijk, maar daar zorgt het nationaal vooral voor grotere verschillen tussen de clubs.

"De kleinere clubs voeren nauwelijks een effectief transferbeleid. Ze hebben geen meerjarige contracten en betalen en incasseren geringe transfersommen. Het idee dat de kleinere clubs veel tijd en energie stoppen in het opleiden van spelers en daar een flinke vergoeding voor krijgen, klopt niet", stelt Peeters. De markt van jeugdspelers wordt overspoeld met spelers van Ajax, Feyenoord en PSV. "Het succesmodel van de grote clubs zorgt ervoor dat het voor kleine clubs niet aantrekkelijk is om in de jeugd te investeren. Op een incidentele meevaller na. Het meeste verdienen clubs nog, als een speler later wordt doorverkocht."