Brazilië heeft voor het eerst sinds 2007 weer eens de Copa América gewonnen. In de finale in Rio de Janeiro had de ploeg van Tite de nodige moeite met Peru, maar werd er dankzij Gabriel Jesus gewonnen. In de tweede helft moest de spits van Manchester City met twee keer geel en dus rood naar de kant, waardoor het nog zeer spannend werd. Brazilië bleef echter simpel overeind, scoorde zelf zelfs nog en kon een feest vieren: 3-1.

Daarmee was Gabriel Jesus de grote man van de wedstrijd: na een kwartier had hij een heerlijke voorzet op Everton, die wederom de voorkeur kreeg boven David Neres, waarmee Brazilië de score kon openen in Maracanã. Lang was Brazilië de betere partij voor rust, want Peru kreeg maar weinig grip op de stevige wedstrijd. In totaal had de matig leidende Roberto Tobar liefst acht (!) gele kaarten getrokken.

Geel viel er vlak voor rust niet, toen Peru, waar Renato Tapia bijna negentig minuten meedeed, uit het niets een strafschop kreeg: Thiago Silva maakte ongelukkig hands in het zestienmetergebied. Paolo Guerrero deed vanaf elf meter wat hij moest doen: scoren en bezorgde zo Alisson Becker de eerste tegentreffer van het toernooi vlak voor rust (1-1). Toch ging Brazilië met een voorsprong rusten: Gabriel Jesus schoot met de binnenkant van de voet de Brazilianen direct daarna namelijk weer aan de leiding.

Vervolgens hield Brazilië simpel stand, Peru kwam tot een paar schoten, maar ongevaarlijk. Brazilië gooide vlak voor tijd de Copa América-strijd in het slot. Tobar gaf in de negentigste minuut een stafschop en hoewel de VAR hem nogmaals naar de beelden liet kijken - het was een hele lichte overtreding - bleef hij bij de penalty. Richarlison, hij was weer hersteld van de bof, schoot vanaf elf meter raak en bezorgde Brazilië de winst van de Copa América. Het was de negende keer in de historie dat het land het 'Zuid-Amerikaanse EK' wint.